In het hart van de Italiaanse stad Bologna, gedurende de bloeiende Middeleeuwen, bevond zich een belangrijk centrum van leren en kennisoverdracht. De Universiteit van Bologna, één van de oudste ter wereld, vertegenwoordigt een belangrijk erfgoed van academische traditie. Op deze schildering van de kunstenaar Laurentius de Voltolina zien we een typische lezing uit het midden van de veertiende eeuw. De docent, volledig verdiept in zijn tekst, leest voor vanaf het spreekgestoelte, terwijl sommige studenten aandachtig luisteren en anderen in slaap zijn gevallen.
Deze beelden roepen een vergelijkbare sfeer op met hedendaagse collegezalen waar docenten kennis delen en studenten op verschillende manieren reageren. Echter, wat hierbij opmerkelijk is, is de tijdloze natuur van het onderwijs: de interactie tussen docent en student, de zoektocht naar kennis en het belang van actieve deelname. Ondanks technologische ontwikkelingen en veranderende didactische methoden, blijft de kern van het onderwijs grotendeels ongewijzigd.
Deze schildering is niet alleen een getuigenis van de universitaire cultuur van de Middeleeuwen, maar ook een spiegel naar onze hedendaagse campussen. Het toont de continuïteit van het academische leven en hoe, ondanks veranderende tijden en contexten, sommige dingen universeel en onveranderd blijven.
In het begin van de 17e eeuw was de Faliede Bagijnkerk, gelegen aan het huidige Rapenburg 70 te Leiden, niet alleen een plek van religie maar ook een centrum van kennis. Binnen deze muren werd de allereerste Nederlandse ingenieursschool opgericht, de School voor Nederduytsche Mathematique. Opgericht in 1600 aan de Universiteit van Leiden, bood het een opleiding tot militair ingenieur en vestingbouwer.
De opleiding, gesticht door prins Maurits op aanraden van Simon Stevin, was een uniek initiatief binnen Europa. De oprichting vond plaats tijdens de Tachtigjarige Oorlog, een periode waarin Nederland zijn positie als wereldmacht begon te vestigen. Prins Maurits, na enkele militaire successen, zocht naar een wetenschappelijke benadering voor oorlogsvoering en de wederopbouw van het land. De ingenieursopleiding was een stap in die richting.
Binnen deze kerkzaal gaf Ludolph van Ceulen, een van de eerste lectoren van de school, niet alleen les in rekenkunde, landmeetkunde en vestingbouw, maar naar verluidt ook schermlessen. Het onderwijs in die tijd was niet enkel theoretisch. De combinatie van militaire training en technisch onderwijs weerspiegelt de multifunctionele aard van deze ruimte en de integratie van verschillende disciplines binnen de universitaire omgeving.
Hoewel de ingenieursopleiding verschillende transformaties heeft ondergaan, vormt het een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van technisch en hoger onderwijs in Nederland. Het legt de basis voor wat we nu kennen als technische universiteiten en onderstreept het belang van innovatie en adaptatie in een steeds veranderende wereld.
Het schilderij "De dorpsschool" van Jan Steen biedt een levendige inkijk in het onderwijs van de zeventiende eeuw. In dit tafereel is te zien hoe jongens en meisjes van verschillende leeftijden samen in één ruimte leren. Het toont geen modern schoolgebouw zoals we dat nu kennen, maar veeleer een informele omgeving zoals een schuur of stal, wat gebruikelijk was in die periode.
Opvallend is dat er in deze tijd nog geen sprake was van klassikaal onderwijs. In plaats daarvan gaf de meester individueel taken aan elke leerling, die later op de dag individueel werden nagekeken bij zijn lessenaar. Het onderwijs was gefocust op basisvaardigheden zoals lezen en schrijven, met rekenen als een optioneel en duurder vak. De methoden om te leren lezen waren rudimentair. Met behulp van het ABC-plankje of Hornbook, bijvoorbeeld, werd het woord 'stoel' geleerd als es-tee-oo-ee-el, wat het leerproces aanzienlijk verlengde.
Het schilderij belicht ook de waardering van het schrijfonderwijs als een kunstvorm. Schrijven gebeurde met een ganzenveer, en door de hoge kosten van veren en papier oefenden leerlingen eerst op een lei met een griffel. Rekenen was destijds nog geen standaard vak en werd pas vanaf de achttiende eeuw geleidelijk meer geïntroduceerd.
De achtergrond van dit beeld kan niet los worden gezien van de grotere maatschappelijke veranderingen van die tijd. Door een toename in bevolking en handel begonnen mensen meer waarde te hechten aan praktische vaardigheden. Er ontstond een verschuiving van religieuze studie naar praktische kennis zoals het schrijven van brieven en het leren van vreemde talen. Dit werd versterkt door stromingen zoals het Humanisme en de Reformatie, die pleitten voor vernieuwingen in het onderwijs, zoals het onderwijzen van meisjes en het stimuleren van onderwijs door de overheid.
In het hart van Amsterdam, aan de Kloveniersburgwal, stond in de 17e eeuw een imposant bouwwerk: het Bushuis. Dit gebouw, oorspronkelijk opgericht rond 1550 als geschutsmagazijn van de stad, werd snel een cruciaal onderdeel van de stadsgeschiedenis. De gevel van dit majestueuze pand strekte zich uit aan de Oude Hoogstraat en langs de Kloveniersburgwal, waarmee het een beeldbepalend element werd in het stadsgezicht.
In 1603, slechts een paar decennia na de oprichting, huurde de pas opgerichte Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) een deel van het Bushuis. Het pand werd gebruikt voor opslag van hun goederen, en al snel werd het hele gebouw in gebruik genomen door de VOC. De schutterij, die oorspronkelijk in het Bushuis was gehuisvest, verhuisde naar de Singel.
Niet lang daarna, in 1604, werd begonnen met de bouw van het Oost-Indisch Huis direct naast het Bushuis. Dit nieuwe gebouw, in gebruik genomen in 1606, was een meesterwerk van de beroemde stadsarchitect Hendrick de Keyser. In de typerende stijl van de Hollandse Renaissance versierde hij het pand met zandstenen banden, ornamenten en een prachtige balustrade op de topgevel. Hier kwamen de Heeren XVII, het centrale bestuursorgaan van de VOC, bijeen voor hun halfjaarlijkse vergaderingen.
Het Bushuis en het aangrenzende Oost-Indisch Huis zijn door de jaren heen van onschatbare waarde geweest voor de stad Amsterdam. Niet alleen in termen van handel en bestuur, maar ook als symbolen van macht, rijkdom en, in latere jaren, van reflectie op de gecompliceerde erfenis van het koloniale verleden van Nederland. Tegenwoordig maken ze deel uit van de Universiteit van Amsterdam en dienen ze als huisvesting voor de Faculteit der Geesteswetenschappen.
De kunst van het geven van lezingen heeft een lange en rijke geschiedenis, die zelfs teruggaat tot vóór de moderne academische instellingen zoals wij die kennen. Deze gravure van William Hogarth uit 1736, getiteld "Scholars at a Lecture", biedt een boeiend inzicht in een lezing in het verleden. Terwijl een spreker op de voorgrond zijn kennis deelt, worden variërende reacties van het publiek afgebeeld – sommigen lijken geboeid, terwijl anderen ongeïnteresseerd of zelfs slaperig zijn. Dit beeld is tekenend voor het eeuwenoude debat over de effectiviteit van lezingen als onderwijsmethode.
Lezingen hebben altijd gediend als een manier om kennis en ideeën over te dragen, van de middeleeuwse universiteiten waar instructeurs uit originele bronnen voorlazen, tot moderne collegezalen waar multimedia-presentaties vaak worden gebruikt. Maar zoals de gravure suggereert, heeft de methode van het geven van lezingen ook altijd uitdagingen gekend, met name in het vasthouden van de aandacht van het publiek en het waarborgen van effectieve kennisoverdracht.
Deze gravure herinnert ons eraan dat, hoewel de methoden en hulpmiddelen van onderwijs in de loop der tijd zijn geëvolueerd, de kernuitdagingen en -doelen – het delen van kennis en het inspireren van studenten – constant blijven. Het roept ook de vraag op: hoe zullen lezingen en campussen zich in de toekomst verder ontwikkelen, en welke vormen van onderwijs zullen het meest effectief blijken in de context van 2040?
De Hogere Burgerschool (H.B.S.) was een prominent onderdeel van het Nederlandse voortgezet onderwijs. Geïntroduceerd met de Wet op het middelbaar onderwijs van 1863, bedacht door Johan Rudolph Thorbecke, was het doel van de H.B.S. om jongeren uit de burgerij een brede, algemene ontwikkeling en maatschappelijk relevante kennis te bieden. De scholen waren gericht op het voorbereiden van studenten voor 'hogere' posities in handel en industrie. Het onderwijsaanbod was veelzijdig: van boekhouden en handelskennis tot moderne talen en exacte wetenschappen.
Dit beeld toont het vooraanzicht van de Rijks H.B.S., waar een groep mensen voor de school poseert. Diverse steden in Nederland, van Groningen tot Vlissingen, hadden hun eigen Rijks-HBS'en, getuige van het belang en de populariteit van deze onderwijsinstellingen. Tot de invoering van de Mammoetwet in 1968, waarmee de H.B.S. plaats maakte voor de havo en het vwo, vormde deze school een hoeksteen van het Nederlandse onderwijssysteem.
Dit beeld, samen met de achterliggende geschiedenis, biedt een fascinerende kijk op de evolutie van onderwijs en de fysieke ruimtes waarin leren plaatsvond. Het roept vragen op over hoe onderwijsinstellingen zich zullen blijven ontwikkelen in de toekomst en hoe toekomstige campussen eruit zouden kunnen zien.
De Lorentzzaal aan de Universiteit Leiden heeft een rijke geschiedenis die teruggaat tot de vroegste dagen van de moderne natuurkunde. De foto toont een gedenkwaardige bijeenkomst op 11 juni 1927, waarbij een professor zijn publiek vergastte tijdens een demonstratie van het in vaste toestand brengen van helium. Deze prestatie was niet alleen een mijlpaal in de wetenschap, maar ook een weerspiegeling van de geest van ontdekking en nieuwsgierigheid die de universiteit in die tijd kenmerkte.
De zaal, die door de jaren heen het toneel is geweest van baanbrekende experimenten en demonstraties door beroemde professoren zoals Ehrenfest, Kamerlingh Onnes, Lorentz en zelfs Einstein, dient tegenwoordig als collegezaal voor rechtenstudenten. De natuurkundige instrumenten die prominent op de voorgrond van de foto te zien zijn, werden later overgebracht naar het Bio Science Park en Museum Boerhaave.
Tijdens de restauratie in 2004 werd de Lorentzzaal zorgvuldig gerestaureerd, waarbij men erin slaagde de grandeur en het historische belang van de ruimte te behouden. Deze foto biedt een blik op het verleden en toont de duurzame verbinding tussen wetenschap, onderwijs en de campus van de Universiteit Leiden. Het herinnert ons aan de voortdurende evolutie van academische ruimtes en hun rol in het vormen van de toekomstige generaties.
De geschiedenis van virtuele realiteit reikt veel verder terug dan de moderne VR-headsets die we vandaag de dag kennen. Een van de eerste instrumenten die deze ervaring mogelijk maakte, was de stereoscoop. Door via twee “oculairs” te kijken naar twee foto's die vanuit licht verschillende hoeken waren genomen, konden mensen voor het eerst een driedimensionaal beeld ervaren. Zowel volwassenen als kinderen konden op deze manier de wereld verkennen zonder hun huis of klaslokaal te verlaten.
De allereerste stereoscoop wordt toegeschreven aan zowel Sir Charles Wheatstone als David Brewster, beiden actief in de vroege 19e eeuw. Deze toestellen, ook wel stereokijkers genoemd, groeiden snel uit tot een favoriet tijdverdrijf voor midden- en hogere klasse families in de late 19e en vroege 20e eeuw. Oliver Wendell Holmes ontwikkelde een vernieuwde handzame versie van de stereoscoop, die tussen 1881 en 1939 populair werd voor zowel thuis- als klasgebruik.
Dit stukje geschiedenis herinnert ons eraan dat de mens altijd heeft gestreefd naar manieren om de wereld te verkennen en te leren, zelfs vanuit de beslotenheid van de eigen omgeving. Het legt ook de basis voor de evolutie van de campus, waar technologie en leren hand in hand gaan.
Op de afbeelding is te zien hoe jonge meisjes zorgvuldig instructies krijgen over de kunst van het strijken aan de Amsterdamse Huishoudschool. Deze scène komt uit een tijd waarin de vormingsklas een integraal onderdeel was van het onderwijssysteem voor meisjes in Nederland. Deze klas diende in eerste instantie als voorbereiding op andere opleidingen, maar in veel gevallen was het einddoel het "huisvrouwschap", aangezien veel meisjes van hun ouders niet de kans kregen om verder te studeren.
De vormingsklas was bedoeld voor meisjes die al een lager onderwijs diploma hadden en was vaak verbonden aan een huishoudschool. De lessen bestonden uit een breed scala aan huishoudelijke taken en vaardigheden, variërend van voedingsleer tot strijken en van het beheren van een huishoudboekje tot EHBO.
Hoewel de vormingsklas zijn oorsprong vond in de jaren 1920, onderging het verschillende veranderingen en aanpassingen gedurende de jaren. Interessant is dat zelfs meisjes die aspiraties hadden om lerares te worden, eerst deze vormingsklas moesten doorlopen. Maar de tijden veranderden en naarmate de jaren vorderden, werd de rol van de vormingsklas minder centraal, met meer nadruk op zowel praktische als theoretische vakken, en werden er verschillende differentiaties geïntroduceerd. De afbeelding en het verhaal erachter bieden een fascinerende blik op de genderrollen en onderwijsprioriteiten van die tijd, en hoe deze zich in de loop der jaren hebben ontwikkeld.
In de jaren '60 en '70 kende Nederland de Lagere Technische School (LTS), de voorloper van wat we nu kennen als het technische pad binnen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO). Afkomstig van de oorspronkelijke ambachtsscholen, werd de naam rond 1960 veranderd in de LTS.
Deze instelling bood twee hoofdstromingen: een praktijkgerichte (P-stroom) en een theoriegerichte (T-stroom). Terwijl de P-stroom studenten voorbereidde op directe toetreding tot de arbeidsmarkt, was de T-stroom een springplank naar verdere studies zoals de Middelbare Technische School (MTS). Het hart van de LTS waren de gespecialiseerde praktijklokalen, zoals die voor houtbewerking, metaalbewerking, elektrotechniek en autotechniek. Hier leerden studenten door middel van hands-on ervaring, begeleid door zowel theorie- als praktijklessen.
De vestiging aan de Steeg 9 in Schijndel, geopend in 1969, vormde een belangrijke schakel in dit onderwijssysteem. Door ruimtegebrek werden houten bijgebouwen toegevoegd voor extra praktijkruimtes en werd het voormalige schoolgebouw van de St. Jozef school benut. Het was een tijd waarin onderwijs en industrie nauw verweven waren, en de aangeboden specialisaties op een LTS vaak weerspiegelden de behoeften van de lokale industrie.
Tot 1977 waren de meeste LTS-scholen exclusief voor jongens. De vrouwenemancipatie zorgde echter voor een verandering, en geleidelijk aan nam het aantal meisjes op de LTS toe. Tegen 1999 transformeerde de LTS in het VMBO, waarbij het specifieke LTS-concept langzaam naar de achtergrond verdween.
Het beeld van de praktijklessen aan de LTS aan de Steeg 9 is een nostalgische herinnering aan een tijdperk waarin praktische vaardigheden centraal stonden in de voorbereiding op een technische carrière. Het is een ode aan het belang van hands-on onderwijs en de evolutie van technisch onderwijs in Nederland.
Het Dr. Meurerhuis, centraal gelegen in het uitgestrekte sportpark Ookmeer, biedt een unieke combinatie van historie en hedendaagse dynamiek. Waar ooit een waterplas in de Osdorper Binnenpolder lag, bevindt zich nu een sportieve hub voor studenten en atleten. Na drooglegging in 1874 transformeerde de polder geleidelijk naar een sportparadijs met voetbalvelden, tennisbanen, hardlooproutes, beachvolleyball-velden, golfbanen en boogschietfaciliteiten.
Het in 2005 gebouwde Dr. Meurerhuis, vernoemd naar prominente Nederlandse sporters zoals de straten rondom het park, weerspiegelt de evolutie van het gebied. Binnen zijn muren verbergt het unieke kenmerken: de bijenkolonie die honing produceert, het geheime luik dat naar het ketelhuis leidt en de atletiekbanen die door het interieur slingeren, symbolisch voor het sportieve ethos van de instelling. Terwijl de wereld om het Meurerhuis heen snel verandert, blijft het gebouw een constante, herinnerend aan het verleden en met het oog gericht op de toekomst van sport en onderwijs.
De aula: een centrale ruimte van samenzijn en leren. De afgebeelde aula uit 1978, vastgelegd in het archief van Eromesmarko, herinnert ons aan de evolutie van deze bijzondere ruimte binnen onderwijsinstellingen.
De term 'aula' vindt zijn oorsprong in het oude Griekenland, waar het de benaming was voor een ommuurde, lichte hofkamer van een huis. Door de eeuwen heen heeft de aula diverse functies en betekenissen gekend, van centrale woonruimte in Griekse hofhuizen tot representatieve zalen bij de Romeinen. Het woord vond ook zijn weg naar het christendom, waar het refereerde aan het voor de leken bestemde deel van de basiliek. Uiteindelijk kreeg het in de wetenschappelijke context zijn hedendaagse betekenis: een grote zaal of hal binnen universiteiten voor bijeenkomsten en ceremonieën.
Op de foto uit 1978 zien we een typische aula van die periode, uitgerust met technische apparatuur zoals borden, een overheadprojector en een pc met beamer. Een plek waar kennis werd gedeeld en waar studenten bijeenkwamen om te leren en te groeien. De opstelling, met de helling van de stoelen en het podium, weerspiegelt de behoefte om de docent duidelijk zichtbaar te maken voor alle aanwezigen. Het ontlokt daarmee ook bepaald gedrag: een spreker die spreekt, en toehoorders die luisteren.
Bezien vanuit het thema 'campus' herinnert deze afbeelding ons aan de centrale rol die aula's hebben gespeeld in het academische leven. Ze vormden het hart van de campus, een plek van gemeenschap, leren en uitwisseling.
In de binnenkant van een computerlaboratorium aan de Southeast Missouri State University, zien we de oorsprong van de digitale revolutie binnen het onderwijs. Elk terminal is voorzien van een “dot matrix printer”, een knipoog naar de technologie van die tijd.
Al geruime tijd is het debat over digitale technologieën aanwezig in het onderwijsveld. Maar het ging niet alleen om het gebruik van technologie; het ging om het heroverwegen van onderwijs mét technologie. De digitale transformatie veranderde de manier waarop we met elkaar omgingen, leerden en onderwezen. Zoals Marshall McLuhan al in 1962 verkondigde: “Elke technologie creëert een nieuwe omgeving.”
Technologie is nooit neutraal geweest. Het vormt ons, net zoals wij het vormen. En wanneer we technologische objecten ontwerpen, stimuleren we bepaalde gedragingen en beperken we andere. In het verleden was onze grootste onderwijstechnologie het tekstboek. Maar zoals het computerlab van 1986 illustreert, begon de verbinding tussen onderwijs en technologie te evolueren. Het lab symboliseert de eerste stappen in de erkenning dat onderwijstechnologie een nieuwe leeromgeving definieert. Echter, de volledige integratie van technologie in het onderwijs - niet alleen als een tool, maar als een centraal aspect van het pedagogisch project - blijft een uitdaging.
Het beeld herinnert ons aan een tijd waarin de belofte van technologie in het onderwijs net begon te schijnen, maar ook aan het feit dat de weg naar volledige digitale integratie lang en complex is. Deze foto dient als een herinnering aan de noodzaak om de technologie kritisch te beschouwen, om zowel de voor- als nadelen ervan te erkennen.
In de vroege jaren '90, toen computers nog een nieuw en ontluikend fenomeen waren, was er een duidelijke behoefte aan integratie van technologie in onze dagelijkse leef- en werkruimten. Wat we hier zien, is een ambitieus streven naar die integratie: een prototype van een pc die naadloos wordt gecombineerd met meubilair, een project uit het archief van Eromesmarko.
Prototyping, een kernprincipe van Design Thinking, speelde hier een cruciale rol. Door een idee concreet vorm te geven, kunnen ontwerpers de haalbaarheid ervan testen, verbeterpunten ontdekken en zo de kosten drukken die gepaard gaan met grootschalige productie. In dit specifieke geval werd er gekozen voor een zogenoemd “low fidelity prototype”, waardoor de nadruk lag op het testen van het algemene concept en de interactieve elementen van het meubelstuk.
Waarom is dit belangrijk in de context van een campus? Het toont de symbiose tussen meubelleveranciers en onderwijsinstellingen. Aan de ene kant vervullen leveranciers de technologische en ruimtelijke behoeften van campussen, en aan de andere kant zijn ze ook innovators, die nieuwe mogelijkheden introduceren en de grenzen van wat mogelijk is verleggen. Deze dynamiek brengt uitdagingen met zich mee, vooral als het gaat om samenwerking, maar het drijft ook vooruitgang en evolutie in de campusomgeving.
Terugkijkend op dit prototype uit 1990, krijgen we een inkijkje in hoe ver we zijn gekomen in het integreren van technologie in onze ruimtes en hoe cruciaal samenwerking is geweest in die reis. Het herinnert ons er ook aan dat de campus van de toekomst niet alleen wordt gevormd door de technologische vooruitgang, maar ook door de manier waarop we kiezen om die vooruitgang te omarmen en te integreren in onze dagelijkse leer- en werkervaringen.
De computertafel: een symbool van technologische vooruitgang en veranderende werkmethoden. Deze afbeelding uit 2009, opnieuw uit het archief van Eromesmarko, biedt een momentopname van de evolutie van de werkplek tijdens het begin van de 21e eeuw.
In de context van de campus is de computertafel een essentieel onderdeel geworden van zowel de studie- als de onderzoeksomgeving. Van de grootschalige computerzalen bedoeld voor tientallen systemen tot de compactere ontwerpen voor individuele studenten en medewerkers, de computertafel faciliteerde de groeiende afhankelijkheid van digitale middelen in het onderwijs.
De afgebeelde computertafel uit 2009 toont kenmerken van het ergonomische ontwerp van die tijd, met voorzieningen zoals een verstelbare toetsenbordlade, ruimte voor handschrift, en speciale gaten voor kabelbeheer. Het ontwerp weerspiegelt de noodzaak om comfortabel en esthetisch te werken, terwijl het ook de technologische apparatuur netjes organiseert.
Deze computertafel herinnert ons aan de snelle technologische vooruitgang en de veranderende behoeften van studenten en docenten. Het legt de basis voor het begrijpen van de campus van de toekomst en biedt inzicht in hoe de fysieke ruimte zich blijft aanpassen aan de steeds veranderende technologische eisen.
Videos
1. Studentenleven op Uilenstede (1973)
Aan de grens van Amsterdam en Amstelveen ligt een complex van appartementen voor studenten van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Het complex biedt centrale faciliteiten zoals een parkeerplaats voor fietsen en bromfietsen. De kamers zijn gesubsidieerd, waardoor studenten een lage huur betalen. Er zijn ook extra voorzieningen in de buurt, zoals een wasserette, een winkel, een sporthal en een café.
2. Probleem der werkende student (1952)
Sommige studenten moeten zelf hun studiegeld verdienen en hebben bijbaantjes of proberen geld te verdienen door een eigen theater te exploiteren. De video toont studenten die verschillende taken uitvoeren, zoals het werken als taxichauffeur, gids op een rondvaartboot, en in een theater.
3. Hora Est Acte 1 (1956)
Aan de grens van Amsterdam en Amstelveen ligt een complex van appartementen voor studenten van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Het complex biedt centrale faciliteiten zoals een parkeerplaats voor fietsen en bromfietsen. De kamers zijn gesubsidieerd, waardoor studenten een lage huur betalen. Er zijn ook extra voorzieningen in de buurt, zoals een wasserette, een winkel, een sporthal en een café.
4. Mens en computer (1979)
Een tentoonstelling in het Museum voor het Onderwijs in Den Haag toont de ontwikkeling van de computertechnologie van het telraam tot de computer. De tentoonstelling heeft als doel studenten vertrouwd te maken met elektronische apparatuur en de mogelijkheden van microcomputers.
5. Trugkieke - De huishoudschool (2015)
De video bespreekt de Spinazieacademie, een huishoudschool waar meisjes na de basisschool naartoe gingen om kook- en schoonmaakvaardigheden te leren. De video toont ook moderne lessen die worden gegeven op het VMBO van het Pieter Zeeman College in Zierikzee, die je kunt beschouwen als de moderne opvolger van de huishoudschool.
6. De Christelijke Huishoudschool aan de Burg. Vranckenstraat in de jaren '60 van de vorige eeuw.
De video toont activiteiten en momenten uit het dagelijks leven op de Christelijke Huishoudschool in de jaren '60. Studenten worden getoond tijdens hun lessen en praktische oefeningen, waarbij ze vaardigheden leren die essentieel zijn voor huishoudelijke taken.
7. De Nieuwe LTS: documentaire over het gebouw en haar gebruikers
De documentaire gaat over het LTS-gebouw aan de Reeweg, dat vroeger een beroepsschool was. De documentaire vat de geschiedenis van het gebouw en zijn bewoners samen, en belicht de belangrijke rol van technisch onderwijs.
8. Ambachtsschool Hillevliet
De video geeft een inkijkje in de Ambachtsschool Hillevliet rond 1970. Het toont studenten die praktische vaardigheden leren in verschillende ambachten, en benadrukt het belang van handvaardigheid en technisch onderwijs in die tijd.